Een schitterende studie over de wijnhandel te Gent en een controversiele stelling over wordingsgeschiedenis van Gent. De auteur brengt een boeiend relaas over vragen zoals: Hoe maakte men reclame voor zijn wijn in de middeleeuwen? Waar in Gent lagen de enorme voorraadkelders van de Gentse wijnhandelaars als groep? Welke rol speelden de geestelijke kapittelkelders in de detailhandel, meer in het bijzonder de kapittelkelder van Sint-Veerle? Waar bevond zich die kapittelkelder? Ook het belastingapparaat krijgt in het boek de volle aandacht. ls er iemand onder ons die nog weet waar het stedelijk wijnaccijnskantoor of het provinciaal wijnaccijnskantoor zich bevond? Wist er iemand dat de Gentse wijnmarkt, net zoals de Gentse Vismarkt op het Sint-Veerleplein, s'avonds door middel van een poort op slot ging? Heeft er al iemand gehoord van het officiehuisje van de wijnvoerders en weet er soms iemand waar zich dat huisje bevond? Weet iemand dat er zich op het platteland wijngroothandels noch wijnkleinhandels bevonden, alleen maar cabaretten en bierkroegen met logies? Heeft er iemand een idee van wat een kuiper met het verzorgen en behandelen van wijn te maken had? Wat deed men met het houten vaten-leeggoed? Vragen, massa's vragen, die in dit boek een afdoend antwoord krijgen. In samenwerking met kunsthistorica Aletta Rambaut komt de bouw en kunstgeschiedenis van het wijnschrodershuis aan bod. Bijzonder interessant voor wijnliefhebbers is een op kaart gebracht overzicht van alle oude Franse wijnsoorten die te Gent werden gedronken van de 14de tot eind de l8de eeuw. We treffen er leuke Middel-Nederlandse benamingen aan die soms zo herkenbaar zijn. In het tweede deel confronteert de auteur ons met zijn ontdekking van het Leiewad, dat zich onder het wijnschrodershuis bevond en met zijn vernieuwde visie op de wordingsgeschiedenis van Gent. Zo ontwikkelt hij stellingen die zonder meer opzienbarend zijn. De theorieen van Van Werveke, Gysseling, Verhulst en De Clercq worden door hem opnieuw bekeken en aan de toets van de kritiek onderworpen. Hij presenteert een aantal hypothesen, zoals deze van het trace van de grote handelsassen doorheen Gent en de daarmee samenhangende lokalisatie van de eerste twee bruggen en de vier oudste stadspoorten; de afbakening van het natuurlijke rivierennet tegenover het complex van pas later gegraven kanalen in het stedelijk gebied tussen Leie en Schelde: de betekenis van de Leieportus, de Scheldeportus en het novum castellum; de twee-waterpeilentheorie.