BOOKS
Bern. J.M. Bekman (red.)
Steenkool. Bedrijfstijdschrift van de Nederlandsche Steenkolenmijnen. 10 jaargangen 1946-1955. [Complete set.]
Beheer der Nederlandsche Mijnen, 1946-1955.
€ 299.00
10 jaargangen in 10 afzonderlijke delen, gebonden, halflinnen banden, 400+512+576+576+592+576+400+400+400+240pp., 21x29cm., talrijke z/w ills., in zeer goede staat (banden met lichte gebruikssporen, verder zeer goed). Een prachtige, complete set met de originele, uniforme boekbanden.
Tussen 1946 en 1955 was het bedrijfstijdschrift Steenkool het gezicht van de Limburgse mijnen. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog waaide er een frisse wind door het mijnbedrijf: de Limburgse mijnen moesten een belangrijke factor worden in de wederopbouw van Nederland. De introductie van Steenkool in 1946 onderstreepte die ambities binnen de mijnindustrie. Steenkool bleek een bedrijfstijdschrift dat uniek was voor zijn tijd en werd een pionier in de wereld van de Nederlandse bedrijfsbladen. Waarom was Steenkool uniek? In de periode voor de Tweede Wereldoorlog waren er al bedrijfsbladen in Nederland te vinden. In 1882 werd De Fabrieksbode uitgegeven door de Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek. Het was het eerste personeelsblad van Nederland en geldt, ondanks de beëindiging in 2001, als het personeelsblad met de langste bestaansgeschiedenis ter wereld. Middels enkele fusies en overnames belandde dit bedrijf overigens in 1998 onder de vleugels van DSM. De Staatsmijnen kenden voor de oorlog een eigen blad: Stukkool. Dit personeelsblad kan gezien worden als een verlengstuk van de in 1929 opgerichte opleiding voor leesjongens, een interne bedrijfsopleiding voor aankomende mijnwerkers. Steenkool kwam tot stand onder invloed van een nieuw denken dat na de oorlog uit de Verenigde Staten over kwam: de zogenaamde Human Relations School. Meer dan voorheen stond de werknemer als mens centraal. Wanneer de werknemer besefte dat hij/zij er bij hoorde en dat de geleverde inspanningen er toe deden, zou dit de productie ten goede komen. Steenkool volgde als een van de eerste bladen in Nederland deze manier van denken. Het werk van de gewone mijnwerker, de houwer die elke dag vele meters onder de grond ploeterde, kreeg een plek in het blad. Bovendien werd niet alleen het wel en wee van de werkvloer belicht, maar was er ook aandacht voor de thuissituatie. Steenkool moest een blad zijn voor het hele gezin. Deze doelstelling was duidelijk terug te vinden in een rubriek als ?Moeder de Vrouw?. Een scala aan zaken die vrouwen van die tijd aangingen stonden centraal: van huishoudelijke en opvoedkundige tips tot de folklore achter het verven van paaseieren of het bijsturen van de echtgenoot in het opnemen van zijn vakantiedagen. Voor de jongste telgen van het mijngezin was eveneens aandacht in Steenkool. In ?Jong-Zuid Limburg? kon de jeugd genieten van de wijze woorden van Oom Koos en vanaf 1950 konden de kinderen uit de voeten met de rubriek ?Jeugdstad Koolberg?. De mijnen waren gebaat bij een betrokken gezin. Vader werkte in de mijnen, zijn vrouw zorgde voor een veilige thuishaven en de zonen genoten een opleiding bij de O.V.S. (Ondergrondse Vakscholen). Bij voorkeur betrof het een Limburgs gezin. Mijnwerkers van buitenaf kwamen vaak voor korte duur in de Limburgse mijnen werken om vervolgens terug naar het achtergebleven gezin of naar een beter betalende werkgever te verkassen. Het hierboven omschreven ideaalbeeld van de opbouw van een stabiele kern van in de streek gewortelde mijnwerkers, waarbij de zoon in de voetstappen van zijn vader zou treden en ook mijnwerker werd, moest Steenkool zo optimaal mogelijk ondersteunen. Dit gebeurde vaak tussen de regels door, maar soms waren stukken vrij expliciet. Zo is er een lovend verhaal over de gebroeders Verheyen uit het Midden-Limburgse Roggel in nummer negen van 1946. De vijf broers hebben er op dat moment samen 130 dienstjaren op zitten en de eerste nakomelingen zijn het pad van hun vaders reeds gevolgd. Uit eigen (afstudeer)onderzoek blijkt dat Steenkool er met name rond 1950 goed in slaagde om de lezers van het blad bij het bedrijf te betrekken. Bij de oprichting van Steenkool in 1946 was er nog relatief weinig aandacht voor de werknemer en leek de redactie nog op zoek naar een duidelijke lijn voor het blad. In de jaren die volgden doken steeds meer human interestverhalen op en kreeg de werknemer vaker het woord door een ruime rubriek gewijd aan ingezonden brieven. Ook voor kritische brieven was aandacht. Zo deed een werknemer in 1950 zijn beklag dat de afgebeelde kinderen op een foto in het blad weliswaar uit zijn dorp kwamen, maar niet uit een mijngezin afkomstig waren. Een ander voorbeeld betreft twee ingezonden brieven over de vraag of er vanuit de directie genoeg aandacht was voor de ziekenboeg. De briefschrijvers verschilden sterk van mening. De gewone arbeider kreeg, zoals het eerste voorbeeld hierboven al verraadt, ook op afbeeldingen steeds vaker een plek in het blad. De mijnen groeiden in de eerste jaren na de oorlog en Steenkool groeide in hun kielzog mee: het blad slaagde er steeds beter in om de lezers bij het bedrijf te betrekken. In 1955 werd bekend gemaakt dat Steenkool geen toekomst meer had als bedrijfsmedium. Het mijnbedrijf was inmiddels sterk gegroeid ten opzichte van vijf jaar eerder. De redactie zag meer heil in locale personeelsbladen die op wekelijkse basis verschenen. Sommige van deze bladen, zoals de Oranje-Nassau Post van de particuliere Oranje-Nassau-Mijnen en Nieuws van Staatsmijnen, bestonden al voor 1955. Werknemers kregen op deze manier niet alleen vaker een personeelsblad, maar ze kregen ook een blad waar de informatie in stond die voor hun mijn of sectie van belang werd geacht. Steenkool was in 1955 al niet meer het blad van 1950. De werknemer stond minder centraal. Persoonlijke verhalen werden steeds minder in het blad opgenomen. Ondanks de korte levensduur van Steenkool is de overlevering en uiteindelijk de digitalisering van alle jaargangen goud waard. Enerzijds biedt het blad een boeiende kijk op tal van historische verschijnselen als de wederopbouw, het werken ondergronds, het leven in een mijncultuur etc. Anderzijds kan het blad als pionier in de modernisering van de bedrijfsjournalistiek gezien worden. [Artikel van 15 november 2012 door Twan Op 't Veld, zie website demijnen.nl]